22 juni 2019

Wachten bij de kapper in Trani

Met de ramen en deuren dicht prima geslapen. Het rumoer blijft buiten. En voor mijn doen ook uitgeslapen. Als ik om acht uur aan mijn ontbijtje zit op het terras denk ik ‘Vorige week om deze tijd had ik al 10 km gelopen en was het tijd voor een tweede stop’. 
Daarna maar de kapper, waar ik lang moet wachten. Krantje. De eerste appjes voor afspraken voor als ik straks weer in Nederland ben. Maar ook overpeinzingen. Pogingen tot reflectie. Hoe krijg ik grip op al die ervaringen? Ik begin mezelf vragen te stellen: 
Wat vond ik het mooiste? De zee in Liguria, het bankje met uitzicht in Toscane, vlak voordat ik Laurence en Renaud ontmoette, de wandeling van Cinque Terre maar La Foce, Rome gezien vanuit Monte Mario, Troia, de stadjes de eerste dagen na Rome (Artena, Anagni, Veroli), San Gimignano en Siena. 
Wat waren de hoogtepunten? De eerste en de laatste vijf kilometers, de vele gesprekken onderweg, lopen over de Via Appia, het kerkje vlak na Pietrasanta, samen met G. Siena uitlopen, ‘s ochtend om zes uur al wandelen. En ik weet niet of ze ‘officieel’ meetellen, maar deze dagen in Trani scoren ook goed. Of is gewoon het hier en nu altijd het hoogtepunt? 
De dieptepunten? De blessure in Pegli, de kou in Toscane, de ochtend in de regen na het verlaten van Bolsena (2 dagen nadat ik afscheid van G. had genomen), toch weer koud in Veroli, bijna flauwvallen van de hitte in Lucera, het suffe gevoel op de momenten dat ik iets vergeten was (petje, fluitje, stokken (!))
De meest bijzondere ontmoetingen? Oef, dat zijn er zo veel. De Nederlandse dame in Torrazza, Michele in Troia, de boer op de trekker die er een heel hard ‘cazzo’ uitfloepte toen ik over mijn tocht vertelde. De vele medepelgrims onderweg zoals Lisa en Randy, Kathy, Quasiba, Bert en Bea, Vito en Martina. 
Toch blijven dit allemaal lijstjes en opsommingen. Het helpt. Maar het is nog niet genoeg om, zeg maar, een strik om het geheel te doen. Het af te ronden. Misschien is het daar ook nog te vroeg voor, en heb ik daar nog meer tijd voor nodig. Bert vertelde me dat hij een jaar na zijn tocht naar Rome nog een epiloog bij zijn dagboek heeft geschreven. Pas toen had hij het echt kunnen verwerken. Dat betekent dat ik nog even doorkan met schrijven. En dat is ook weer goed nieuws want dat is ook een reflectie: Ik vind het leuk om te schrijven, dus als het kan en lukt, wil ik daar wel verder mee. In wat voor vorm dan ook. 

Geen opmerkingen: